Wonder boven wonder…
Pieter Flach
In Johannes 9 vinden we een verhaal dat mij altijd weer erg intrigeert. Het laat zich lezen als het script van een theaterstuk of een film. Zo kun je het met elkaar ook uitspelen of lezen in rollen. Iemand die al vanaf zijn geboorte blind was, wordt door Jezus ziende gemaakt. Jezus maakt met zand en zijn eigen speeksel modder en dat strijkt hij op de ogen van de blinde. Die moet zich gaan wassen in het badhuis van Siloam en komt vervolgens ziende terug.
Daarna ontstaat er allerlei discussie over wat er hier nu gebeurt. Helemaal, zo voegt Johannes er fijntjes aan toe, omdat het sabbat is als Jezus deze modder maakt en op de ogen van die man strijkt en hem de opdracht geeft te gaan baden. De buren vragen zich af hoe dit kan en of het nu echt hun vroegere buurman is die kan zien. De Farizeeën bemoeien zich ermee en ze ondervragen zijn ouders over wat er gebeurd is. Tenslotte gaan ze opnieuw in discussie met de man zelf.
Die gaat door alle vragen die hem gesteld worden steeds scherper zien wie het is die hem ziende gemaakt heeft. “Iemand die Jezus heet”, zegt hij eerst. Daarna: “Hij is een profeet.” Om tenslotte te getuigen: “Als die man niet van God kwam, zou hij dit toch nooit hebben kunnen doen?”
Maar, zo schrijft Johannes: ”Sommige farizeeën meenden: “Zo iemand komt niet van God, want hij houdt zich niet aan de sabbat,” maar anderen zeiden: “Hoe zou een zondig mens zulke wondertekenen kunnen doen?” Er ontstond verdeeldheid.”
Johannes is de enige van de evangelisten die dat bijzondere woord wonderteken gebruikt. Een woord waarmee hij duidelijk wil maken dat wat Jezus doet naar iets heel anders verwijst. Als Jezus iemand heelt van een kwaal, is dat een verwijzing naar het heil van het Koninkrijk. Het is als de eerste sneeuwklok die boven de grond verschijnt. In de ontmoeting en de heling wordt al iets van dat Koninkrijk zichtbaar, wordt al iets zichtbaar van ‘Gods nieuwe wereld’ zoals De Bijbel in Gewone Taal, het Koninkrijk van God omschrijft. Gods nieuwe wereld wordt zichtbaar, telkens als er heling plaatsvindt.
Maar die tekenen van die nieuwe wereld roepen discussie op, want ze houden zich niet aan de regels van de mensen. Het heil breekt juist op sabbat door. Maar de Farizeeën zien een dokter die aan het werk is, terwijl die op die dag had moeten rusten. Ze zien het heil niet dat gebeurt. Als er nu één dag in de week is waarop iets van Gods nieuwe wereld te ervaren zou moeten zijn, dan toch op sabbat?
Mensen hebben soms moeite met zulke verhalen. Het is fijn voor die blinde man dat hij weer ziet. Maar al die andere mensen van toen, van daarna en van nu die lijden
en missen en verliezen… Ook die verlangen naar heling, naar heil.
Ook die bidden en roepen en smeken… of huilen…
Hoe terecht ook, dat is een vraag vanuit een ander perspectief. Johannes wil vertellen dat met Jezus het Koninkrijk aangebroken is. Dat de winter voorbij is en de eerste knoppen verschijnen. Nee, de zomer is er nog niet, waarin alles in bloei staat. Maar het Koninkrijk begint met die eerste tekenen. Tekenen dat gemis en lijden geheeld zal worden. Tekenen die verwijzen naar wat nog veel uitbundiger te verwachten en te hopen is.
Dat is een spannende manier van kijken, dat kijken met een gelovige blik. De winter lijkt nog overal aanwezig, de kou is voelbaar in de levens van mensen op allerlei verschillende manieren. En het lijkt soms alsof aan die kou geen einde komt. En toch vertellen de evangelisten dat er tekenen zijn die op iets anders wijzen, die een nieuwe wereld inluiden. Ze doen dat met hun verhalen van die wondertekenen. Zo dagen ze ons uit anders te kijken. Wat zie je? Zie je de sporen van heil, de eerste knoppen?
Het verhaal eindigt met een discussie tussen Jezus en de Farizeeën. “Wij zijn toch zeker niet blind!” vragen ze geïrriteerd aan Jezus. Wij weten de dingen toch wel op waarde te schatten? Jezus antwoordt scherp en teleurgesteld dat hun gebrek aan zicht moeilijker te genezen is dan de blindheid van die man waarover het in dat hele verhaal gaat. Zo’n omkeer zou nog een groter wonderteken zijn…