Terug naar het wonder van Kerst
‘Kerstmis, was het elke dag maar kerstmis’. Dat was de terugkerende regel uit een liedje van ‘Kinderen voor kinderen’, ergens begin jaren tachtig. Ik was zeventien jaar, eigenlijk al te oud voor deze liedjes, en vroeg me serieus af of dat wel leuk zou zijn, elke dag kerstmis. Het leek me van niet. Zou er nog wel iets overblijven van dat feest als je het iedere dag zou vieren? De kaarsjes in de boom, de spelletjes, het kerstverhaal, de gezelligheid: alles wat kerst zo bijzonder maakte?
Het was me namelijk niet ontgaan dat in mijn eigen, nog niet zo lange leven, ieder jaar iets meer leek te verdwijnen van dat speciale gevoel dat kerst opriep. Ik wist niet precies hoe dat nou precies kwam, maar vermoedde wel dat het te maken had met ouder worden. Hoe vaker ik kerst meemaakte, hoe gewoner het werd. Stel je dus voor wat ‘elke dag kerstmis’ zou betekenen: Het feest zou in een mum van tijd verworden zijn tot een saai en alledaags gebeuren. Zou er geen manier te bedenken zijn om de tijd stil te zetten? Maar hoe dan?
Het geheim van kerst
Ik vermoed dat veel mensen lijden aan een zelfde soort ervaring: dat kerstmis in de loop der jaren steeds meer zijn fonkeling verliest. Dat de deur naar het wonder zich langzaam maar zeker sluit. En we vrezen het moment dat die definitief in het slot valt en we voorgoed buiten zullen staan. Ergens in de donkere nacht, aan de andere kant van de staldeur….
Hoe zetten we de tijd stil? Hoe vinden we de weg terug? Hoe kunnen we, zoals het jaarthema van de Nuenense kerken luidt ‘Leven van verwondering’? Ja, dat willen we wel, maar hoe doe je dat, als het gevoel je bekruipt: ‘Is het alwéér kerst?’ Wat moeten we daarvoor doen?
In de loop der jaren heb ik ontdekt dat één van de geheimen van kerst is dat we juist niet iets hoeven te doen. Wij kunnen het wonder niet bewerkstelligen. Het wonder wordt ons geschonken! Het wonder is God die zichzelf aan ons openbaart, in de gestalte van een kind. Wij hoeven alleen maar onze handen te openen en het kado te ontvangen en te koesteren. Wij hoeven ons alleen maar te laten verwonderen.
Een geniaal geschenk
En dat gaat bijna vanzelf. Dat is het geniale van Gods geschenk. Want doet niet de aanblik van een klein kind zelfs het meest verstokte hart ontdooien? Met ditgeschenk breekt God dwars door onze jaar-in-jaar-uit aangegroeide dikke huid van ‘seen it all, done it all’ heen. Zo komt Hij met zijn ‘stille overmacht’ – die van de ontroering die een pasgeboren kind teweeg brengt. Door het kerstkind geeft Hij ons de kans weer in contact te treden met het kwetsbare, het kostbare en het nieuwe.
Onze ontroering is de kier waardoor God’s licht bij ons naar binnen kan komen. Het licht dat ons in staat stelt weer de wonderen om ons heen te kunnen zien. Zoals Leonard Cohen zingt: ‘There’s a crack in everything. That’s how the light gets in.’
Mocht die kier bij ons zijn dichtgeslibd, dan breekt God die open met dit geschenk. Dat is zijn verrassingsoffensief.
Leven van verwondering
Zo kunnen we terugkomen bij het wonder van kerst. Bij de fonkeling en het geheim. Niet door iets te doen, maar door ons te laten raken door dit geschenk. De kersttijd is bij uitstek de tijd om zo te leren ‘leven van verwondering’. Het kerstkind geeft ons die kans. En wie weet: misschien houdt de verwondering wel aan, ook op de andere dagen van het jaar. Dan wordt dat liedje van ‘kinderen voor kinderen’ toch een beetje waar.
Christien Crouwel
december 2015